Steden en staten
(1000 - 1500)
In dit tijdvak ontstaan steden en komen zij door handel en ambachten tot bloei. Naast edelen en boeren krijgen de steden steeds meer te vertellen in de samenleving. In de steden organiseren de burgers zelf het reilen en zeilen in hun stad. Zij krijgen steeds meer welvaart. Er ontstaan steeds meer regels en wetten waar een ieder zich aan dient te houden. Doordat mensen in de steden dichter op elkaar gaan leven, krijgen ziektes zoals de Pest de kans om zich sneller te verspreiden.
Bergen op Zoom is rond het jaar 1000 nog een kleine nederzetting en bestaat uit verspreid liggende boerderijen. Bij de kerk is het marktterrein. Langzaam groeit de stad steeds groter. De Heer van Breda ontvangt rond 1198 dit gebied als leengoed van de Hertog van Brabant en geeft aan Bergen op Zoom stadsrechten. Helaas weten we maar weinig van die eerste stadsperiode. In 1397 is er een grote stadsbrand en verbrandt het Schepenhuis met een groot deel van het stadsarchief. Uit het archief van de Heren van Bergen en uit archieven van de omliggende dorpen en steden weten we toch nog wel wat. Zo weten we dat turfwinning en vervoer via de haven heel belangrijk was. Ook het houden van jaarmarkten was belangrijk voor de handel. Bergen op Zoom werd een handelsstad van ‘groot’ formaat.
Gildes
Met de opkomst en groei van de steden groeide ook de noodzaak om de stad te beschermen. Tegenwoordig hebben we politie en zo nodig het leger om ons te beschermen, maar in die tijd moesten de ‘Poorters’ (inwoners van een stad) zichzelf beschermen. Hiervoor werden er Schuttersgildes opgericht. Bergen op Zoom had ‘voetbooggildes’ en ‘handbooggildes’. Zij moesten de stadsmuren en de inwoners beschermen tegen indringers. Nu hebben we weer het Sint Sebastiaangilde dat jaarlijks schietwedstrijden houdt.
Samenwerken was toen ook al een stuk handiger dan alles in je eentje. Je kon elkaar helpen, versterken en beter handel voeren. Samen ben je immers sterk. Handels(werk)lieden richtten daarom ook gildes op, zoals het ‘bakkersgilde’, ‘vissersgilde’, ‘schildersgilde’. Regels van het gilde werden beschreven in een zogenaamde ‘keur’.
Zelfs de toneelspelers en dichters hadden een gilde; De Rederijkerskamer. Dit gilde werd bekend onder de naam De Vreugdebloem en organiseerde naast allerlei feesten ook de ‘Kruisommegang’ (voorloper Maria Ommegang) en de Carnavalsfeesten (voorloper Vastenavend). Je kon pas lid worden van zo’n gilde als je eerst een paar jaar leerknaap/knecht/gezel was geweest en daarna als examen een ‘meesterstuk’ kon maken. Dan werd je gildemeester.
Bron: Schuttersgilde Sint Sebastiaan Bergen op Zoom
Jaarmarkt
Bergen op Zoom ligt aan de rivier de Schelde. Dit zorgde voor veel handel via de ‘Kaai’ (Noord- en Zuidzijde Haven). Op donderdag was er een gewone warenmarkt en een lakenmarkt in de stad. Vanaf 1313 was er één keer per jaar een Jaarmarkt. Vanaf 1338 zelfs twee keer per jaar. Dan kwamen veel handelaren uit de omliggende steden en gebieden, maar ook uit andere landen. In 1365 krijgt Bergen op Zoom van de Heer van Bergen ‘Een Groot Privilege’. Men mag vanaf dan twee keer per jaar een ‘Vrije Jaarmarkt’ houden, die duurde maar liefst 6 weken. Je kon in deze periode vrij van en naar Bergen op Zoom reizen en mocht niet gearresteerd worden voor misdaden uit het verleden. De eerste Jaarmarkt was direct na Paaszondag (de Paasmarkt). De tweede Jaarmarkt is 14 dagen na Allerzielen (1 november) en kreeg de naam Koudemarkt. Tegenwoordig kun je veel verschillende talen in de stad horen, maar dat was tijdens deze Vrije Jaarmarkten ook al. Er kwamen handelaren uit Engeland, Duitsland, Frankrijk, Italië en Vlaanderen. Maar ook Friesland, Zeeland en Utrecht.
Tekenaar Hans Bol heeft in 1580 een afbeelding gemaakt van een jaarmarkt in Bergen op Zoom.
Bron: West-Brabants Archief (OZ102001115f)
Stadsbrand
De stadsbrand van 1397 is de grootste stadsbrand die Bergen op Zoom in zijn geschiedenis heeft getroffen. Op 17 mei 1397 werd de stad verwoest door een brand “die bijna gansch Bergen in een puinhoop deed verkeeren”. Hierbij gingen ook de stadsarchieven verloren. Er bleven weinig burgerwoningen gespaard, waaronder de huizen “de Olifant” en “de Draak”. Ook in 1444 was er een grote stadsbrand in Bergen op Zoom. Er staat een gedicht over deze brand op een binnenmuur van hotel De Draak:
In het soetste van de Meye
Was tot Berghen groot geschreye
‘t Verbrande alle stocken staecken
Behalve Oliphant en Draecke
Het voorkomen van brand was in middeleeuwse steden een voortdurende zorg. Behalve kerken, kloosters en enkele andere belangrijke gebouwen, zoals het Stadhuis, waren de meeste huizen van hout en bedekt met stro of dakspanen (houten plankjes). De kap van het dak reikte meestal ver buiten de gevelmuren. Bij een brand vielen brandende stukken hout op de straat en konden voorbijgangers en brandblussers getroffen worden. Sterke wind kon de gevolgen nog versterken. Eenmaal uitgebroken werd het hierdoor moeilijker een brand te blussen. In combinatie met de smalle straten vergrootte dit de kans op een vuurstorm, die grote delen van een stad plat kon branden. Tegen een eenmaal uitgebroken vuurstorm stond men toen volstrekt machteloos. Het was dan ook voor iedere poorter verplicht om twee ‘leren’ emmers in huis te hebben.
Bron: Werkgroep Jeugd